Mijn grootvader Evert werd geboren op 10 juni 1878 te Harderwijk, als zevende kind en vijfde zoon van Evert Fijn van Draat (VIII k. 1830-1915) en Weijmpje Arendsen. Zijn vader was bakker en evenals zijn oudere broer Arend wilde hij dat ook worden.
Thuis had hij natuurlijk alle gelegenheid zich het vak eigen te maken, maar hij wilde zich verder in dit ambacht bekwamen en ging al vroeg het huis uit om bij diverse bakkers in den lande in de leer te gaan. Ik vermoed dat hij op zijn reizen mijn grootmoeder ontmoet heeft : Anna Maria van Altena (1880-1953). Zij was een bakkersdochter uit Weesperkarspel.
Evert en Anna Maria trouwden op 23 maart 1904 en vestigden zich in Hilversum op het adres Violenstraat 102, hun eerste bakkerij. Daar bleven zij tot in 1913 wonen en werken en daar werden hun zoon Evert en hun twee oudste dochters geboren.
Maar daarna vertrokken ze weer. Evert hield van uitda-gingen ; hij kocht steeds weer een verlopen bakkerijtje op dat hij tot bloei bracht en dan weer met winst verkocht. Zo woonde het gezin na Hilversum achtereenvolgens in Soest, De Bild, wederom Soest, Katwoude, Apeldoorn, Laren, Oosterbeek en tenslotte weer Hilversum, nu aan de Koninginneweg. Deze laatste bakkerij heeft hij aan zijn zoon Evert (1905-1992) overgedragen. Hijzelf ging aan de Waldecklaan in Hilversum rentenieren, zoals dat vroeger heette. Het verhaal gaat dat hij weer uit een bakkerij vertrok zodra er een knecht in het bedrijf nodig werd; hij had een nogal autoritair karakter en kon niet goed met personeel overweg. Maar voor de verkoop in de winkel had hij geen betere kunnen hebben; zijn vrouw Anna Maria nam dat voor haar rekening. Zij was een mooie en innemende vrouw die voor een ieder een luisterend oor had. Er waren, naar verluidt, zelfs klanten die hun beurt in de winkel voorbij lieten gaan om maar naar haar te kunnen kijken.
Het echtpaar kreeg vier kinderen: Evert jr. (mijn vader), Jansje, Wijmpje (die zich later Wies ging noemen) en Anna Maria jr. (Annie).
Evert sr. kon zich niets mooier voorstellen dan bakker te zijn en daarom moest zijn zoon vanzelfsprekend in zijn voetsporen treden. Of Evert jr. misschien andere ideeën had – daarnaar werd niet gevraagd. Een feit is wel dat Evert sr. in drukke tijden veel kwam helpen in de bakkerij van zijn zoon en bij die gelegenheden nogal eens wat kritiek had op diens manier van werken. Verder was Evert sr. bepaald naamziek. De eerste (en enige) zoon van Evert jr. werd naar zijn grootvader van moeders kant genoemd: Hendrik Jacob (Henk, onze huidige voorzitter). Daarover was Evert sr. heel boos: : “De jongen had Evert moeten heten, de naam van mijn vader” Het volgende kind was een dochter die daarom de naam Everdina (Edy) kreeg. Evert sr. vond Edy geen mooie naam, maar Everdina kon in zijn ogen geen kwaad doen.
Wij als kleinkinderen volden het heerlijk aan de Waldecklaan. Onze grootouders en de tantes Jans en Annie (alleen Wies leefde haar eigen leven) die daar bij hun ouders thuis bleven wonen en voor hen zorgden – dat ging vaak zo in die tijd – hadden alle tijd en aandacht voor ons. En dan die geweldige tuin met aalbessen , frambozen, kruisbessen, appels, peren en pruimen. Ook hadden we als kleinkinderen een eigen tuintje, waarin we met tuinkers
onze eigen letter mochten zaaien – en zelf snijden om op ons brood te eten natuurlijk.
Met zijn zuster en zijn broers had mijn grootvader Evert een heel goede band. Zijn zuster en broer in Harderwijk bezocht hij geregeld. Toen Arend echter naar Ede ver-huisde werd het contact wat minder ; de reis naar die plaats was wat gecompliceerd. Maar met zijn broer Hein, die in Hilversum woonde, waren er veel bezoeken over en weer tot aan de het overlijden van Hein in 1945. Broer Willem woonde in Blaricum en hield ervan de woensdagmarkt in Hilversum te bezoeken en dan te komen eten aan de Waldecklaan. De broers hadden altijd levendige gesprekken over de kerk, over Harderwijk en de wederzijdse kennissen aldaar, en over de politiek. In het vuur van hun gesprek legden ze mes en vork neer, zodat het eten koud werd en de tantes niet met de afwas konden beginnen. ‘Oom Willem tafelt altijd zolang’ klaagden ze. Maar de broers waren nooit uitgepraat en ze zetten hun gesprek bij mooi weer voort in het prieel.
Na het overlijden van mijn grootmoeder in april 1953 was het geluk van zijn leven voor Evert voorbij. Hij miste haar erg en treurde intens over haar. Ook begon hij te lijden aan suiker-ziekte, waardoor hij een streng dieet moest volgen wat hij vreselijk vond en waaraan hij zich niet wenste te houden. Hij overleed op 30 november 1955 te Hilversum
Anneke Blees-Fijn van Draat
Je kunt geen reactie plaatsen, maar trackbacks en pingbacks zijn beschikbaar.